Wat is racisme? / assertiviteit

Wat is racisme?

Racisme werd vroeger gedefinieerd als de opvatting dat er superieure en inferieure mensenrassen bestaan. Deze definitie wordt tegenwoordig echter niet meer als adequaat beschouwd, omdat hij uitgaat van het bestaan van onderscheidbare mensenrassen, terwijl volgens de hedendaagse biologische inzichten alle mensen tot hetzelfde ras behoren.

Kennelijk bestaat er toch de behoefte om de ingeburgerde term “racisme” te blijven gebruiken. Daarom heeft men in de wetgeving op sommige plaatsen de term “rassen” vervangen door “zogenaamde rassen”. Doet men dit in de definitie van racisme, dan wordt deze dus: de opvatting dat er superieure en inferieure “zogenaamde rassen” bestaan. In andere juridische formuleringen heeft men het probleem opgelost door de term ras in een ruimere dan een strikt biologische betekenis te gebruiken, bijvoorbeeld in de betekenis van een volk, een bevolkingsgroep of seksuele voorkeur. Racisme wordt dan de opvatting dat er bijvoorbeeld superieure en inferieure seksuele voorkeuren bestaan.

De slechte naam van het racisme

Racisme wordt tegenwoordig door vrijwel iedereen afgekeurd. Dat is niet altijd zo geweest: de neiging het eigen volk, het eigen land of de eigen huidskleur het eigen “ras” als superieur te beschouwen is waarschijnlijk van alle tijden en werd doorgaans niet als een probleem gezien. Soms zag men het zelfs als een deugd. Maar in de laatste eeuwen heeft zich in Europa een samenloop van ontwikkelingen voorgedaan die deze visie problematisch maakte. Deze begon in de 18e eeuw toen biologen als Linnaeus de planten en de dieren begonnen in te delen in soorten, ondersoorten, rassen, enzovoort. Ook ontstond de evolutietheorie, die “lagere” soorten zich laat ontwikkelen tot “hogere” soorten. Spencer en Darwin introduceerden het begrip “struggle for life”. Hieruit ontstond het sociaaldarwinisme, dat vervolgens een leidend beginsel werd in het  Duitse nationaalsocialisme en tenslotte leidde tot de holocaust. Hierdoor kreeg het racisme een buitengewoon slechte naam. Zodra het woord “racisme” valt denken veel mensen aan een hellend vlak dat eindigt bij een holocaust.

Racisme en assertiviteit

Na de verschrikkingen van de Tweede Wereldoorlog is Europa begonnen zichzelf te ontsmetten van het racisme. Maar de vraag is: hoe ver moet men hierbij gaan? Om een vergelijking te trekken met de wereld van de biologie: als men ondoordacht en onbeheerst bestrijdingsmiddelen gaat gebruiken bestaat het gevaar dat men niet alleen het schadelijke onkruid of de schadelijke insecten doodt, maar alle leven.

Een mens heeft het recht om zijn eigen leven te verdedigen en er bestaat een opklimmende reeks van noties die dat recht onderstrepen. Allereerst is er de notie dat een mens recht heeft op zijn eigen lichamelijke bestaan. Iets dergelijks bedoelde John Locke toen hij sprak van “civil interests”, waarmee hij onder andere doelde op “life, liberty, health and indolency of body” (1). Maar een mens heeft ook recht op zijn eigen geestelijke bestaan. Zo heeft hij het recht om een eigen mening te hebben en hij heeft zelfs het recht die mening beter te vinden dan die van ieder ander (“Anders was het immers niet zijn mening”, zei Chesterton). Een ander recht geestelijk recht kan men misschien het beste duidelijk maken aan de hand van Freuds theorie over afweermechanismen (2). Volgens deze theorie gebruikt een mens vele afweermechanismen om zijn “ik” te beschermen. Soms doen die hem schade (bijvoorbeeld bij het mechanisme van de verdringing). Maar over het algemeen was Freud van mening dat een mens zijn “ik” moet versterken, soms beschouwde hij dat zelfs als het hoofddoel van zijn therapie. In meer hedendaagse termen zou men kunnen zeggen dat een mens het recht heeft om een zekere assertiviteit te bezitten. Maar een mens of een volk kunnen ook te veel assertiviteit bezitten. Wat is de juiste maat?

De juiste maat

Zoals boven al is gesuggereerd kan men het zoeken naar de juiste maat verduidelijken met het trekken van een vergelijking met de chemie. Sommigen beschouwen “racisme” als een soort vergif. Maar in de chemie bestaan er verschillende soorten vergif: (a) stoffen die in iedere dosering schadelijk zijn, (b) stoffen die boven een bepaalde drempelwaarde schadelijk worden en daaronder niet en (c) stoffen die boven een bepaalde drempelwaarde schadelijk zijn en daaronder onmisbaar. In de twee laatste gevallen is het misleidend om zonder meer te spreken van “vergif”.

Volgens mij is racisme vergelijkbaar met een stof van de laatstgenoemde soort. Beneden een bepaalde waarde moet men niet spreken van “racisme”, maar van “assertiviteit”. Deze assertiviteit is in kleine dosering onmisbaar voor de survival van een volk of een land. Maar bij grotere doseringen kan er een omslag van kwantiteit naar kwaliteit plaats vinden. Dat is het geval bij extreem nationalisme of, sterker nog, bij de ideologie van het nationaalsocialisme. Dan wordt de onmisbare stof “assertiviteit” schadelijk.

Deze parallel met de chemie kan ook gebruikt worden ter karakterisering van de Duitse politiek waarvan Merkel het symbool is geworden. Na de tweede wereldoorlog was het noodzakelijk dat Duitsland zichzelf ging ontsmetten van het extreme superioriteitsgevoel van het nationaalsocialisme en dat betekende een reductie van de veel te groot geworden assertiviteit. Onder invloed van het Duitse schuldgevoel ging deze reductie echter veel verder dan “gezond” is. Hij werd zo ver doorgevoerd dat de assertiviteit tot nul werd gereduceerd en de Duitse cultuur zichzelf ging vernietigen. We mogen niet vergeten dat Duitsland niet alleen de holocaust heeft voortgebracht, maar ook de theologen Luther en Herder, de componisten Bach en Beethoven, de grote dichters van de romantiek, filosofen als Kant en Hegel en fysici als Robert Mayer, Hermann von Helmholtz en Max Planck. Helaas zijn Merkel en gelijkgezinden bezig de herinnering hieraan uit te doven.

(1) John Locke (1689): A letter concerning toleration. Gewoonlijk wordt “Indolence of the body” vertaald met “vrijheid van pijn”. Het is aardig er eens over te fantaseren dat hij “het recht om niet voortdurend opgejut te worden” zou hebben bedoeld.

(2) Anna Freud (1936): Das Ich und die Abwehrmachanismen.