Kan er in een cultuur een zelfvernietigingsdrang ontstaan?

Bestaan er krachten die doelgericht de ondergang van de Europese cultuur nastreven?
Dit artikel gaat over een probleem dat ik in een tweet (16-11-22) als volgt heb geformuleerd:
Nog altijd is het voor mij een raadsel. In 2001 ben ik uit de Bijlmer weggevlucht vanwege de onveiligheid. Maar wanneer ik die onveiligheid ergens ter sprake bracht begon men met de voeten te schuifelen en zenuwtrekkingen te vertonen. Waarom mocht je daar niet over praten?    
Veel mensen hebben soortgelijke ervaringen: zodra je wilt spreken over zaken die onze cultuur bedreigen ondervind je weerstand: men wil het niet horen, begint afkeurende gezichten te trekken of brengt het gesprek op een ander onderwerp. Maar vrijwel altijd zonder duidelijke argumenten, het is alsof je een fatsoensregel hebt overtreden die iedereen kent en die dus niet nader hoeft te worden toegelicht.
           Deze weerstand heeft een onpersoonlijk karakter. Wanneer je in een gesprek met iemand op deze weerstand stuit krijg je de indruk dat je niet met de betreffende persoon zèlf praat: je krijgt clichés te horen, leuzen die hij niet zelf heeft bedacht of doordacht. Het lijkt alsof je op een onpersoonlijke muur stuit, iets ongrijpbaars, zoiets als “de geest van de tijd”.  Om die muur aan te duiden bestaat er al een treffende uitdrukking, namelijk “politieke correctheid”: iemand sputtert tegen op grond van zijn “politieke correctheid”.  Maar de weerstand die het onderwerp is van dit artikel is algemener en gaat dieper dan deze uitdrukking aangeeft.
         Wat is de drijfveer achter deze weerstand? Is het een verzameling van losse krachten en mechanismen, of gaan die terug op één diepere drijfveer? Bestaat er een geheimzinnige kracht die vernietiging van de Europese cultuur nastreeft? Maar wat kan de drijfveer daarachter dan zijn?

 

Freuds theorie van de doodsdrift
Om het antwoord te vinden is het nuttig om uit te gaan van de gangbare theorieën over agressie. Iedereen is het er over eens dat de mens een “vechtinstinct” bezit. Dit instinct ontwaakt wanneer een persoon of een groep zich moet verdedigen tegen een aanval. Maar het ziet er naar uit dat de mens dit vechtinstinct ook kan gebruiken om andere personen of andere landen actief aan te vallen. Dat gebeurt dan bijvoorbeeld bij veroveringsoorlogen. In dat geval kan men beter spreken van agressiedrift.
         Volgens veel (oudere) auteurs heeft deze agressiedrift in wezen een tamelijk vriendelijk en constructief karakter. Zo beschouwde men de veroveringsoorlogen van de oude Romeinen vaak als gericht op het uitbreiden van de eigen rechtsstaat, hetgeen tenslotte leidde tot de twee eeuwen durende Pax Romana. Maar Freud gaf aan deze opvatting van de agressiedrift, mede door de ervaringen van de Eerste Wereldoorlog,  een nieuwe wending. Hij begon deze drift niet te zien als een drift die bepaalde doeleinden nastreeft en als onvermijdbaar bijeffect ook vernietiging teweeg brengt, maar als een drift die soms doelgericht alleen maar vernietiging nastreeft. In deze richting doordenkend ontwikkelde hij vanaf rond 1920 de theorie dat het leven van een persoon wordt beheerst door twee antagonistische driften: de levensdrift en de doodsdrift. Deze doodsdrift zou niet alleen terug te vinden zijn in het lichaam van een persoon, maar vooral ook in zijn psyche, en dan speciaal in wat Freud noemde het “Über-Ich” (Engels: superego). Dit superego is volgens Freud de starre verzameling wetten en regels die een persoon van zijn ouders en opvoeders heeft geleerd. Het bezit twee aspecten: enerzijds reguleert het iemands handelen, maar anderzijds is het gericht op pijn doen, beperken, vernietigen en doden. De agressie van het superego kan zich op de buitenwereld richten, bijvoorbeeld in de vorm van oorlog, maar ook naar binnen, in de vorm van schuldgevoel en zelfvernietigingsdrang.
 
Is Freuds theorie een mythische verklaring?
Freuds theorie is speculatief, in die zin dat hij zo veelomvattend is dat hij moeilijk kan worden bewezen of weerlegd. Maar hij is enorm suggestief. En wanneer men kijkt naar de wreedheden die de mensen begaan lijkt hij minstens een element van waarheid te bezitten. Daarom wordt hij, met allerlei slagen om de arm, in vrij brede kring aanvaard.
         Er is echter ook veel kritiek op Freuds theorie geleverd, natuurlijk allereerst door degenen die überhaupt niet in driftentheorieën geloven (1). Kijk bijvoorbeeld naar zijn zogenaamde levensdrift. Volgens Freud wordt die gevormd door vele afzonderlijke levensdriften, zoals honger en dorst. Maar wat heeft het voor nut om hier van “driften:” te spreken? Een mens zit zo in elkaar dat hij gaat zoeken naar water als zijn lichaam een tekort aan water heeft. Dat is voldoende verklaring voor zijn gedrag. Wat is dan nog de extra verklarende waarde van het daar bovenop nog een invoeren van een “drift” die zijn gedrag zou “aandrijven”? En de volgende vraag is: wat heeft het voor nut om al deze deeldriften samenvattend het containerbegrip “levensdrift” in te voeren? En daarnaast een aanvullend containerbegrip “doodsdrift”? Men zou zelfs kunnen verdedigen dat dit niet meer zijn dan taalkundige constructies.
         Logisch gezien betekent het invoeren van een stelsel van lagere en hogere driften het invoeren van steeds hogere actiecentra. Precies zoals Hegel het begrip “Weltgeist” invoerde, die van bovenaf de loop van de geschiedenis zou bepalen en eigener beweging van de ene cultuur naar de andere zou overspringen. Wanneer men beweert dat een mens wordt aangedreven en voortgestuwd door een “levensdrift” en een “doodsdrift” komt men terecht in de wereld van de mythische verklaringen: naast de normale causale verklaringen veronderstelt men dat er ook hogere centra van activiteit bestaan met eigen doelen en werkingssfeer.
 
Is de stap van individuele doodsdrift naar collectieve doodsdrift verantwoord?
Freuds theorie van het superego en de daarvan uitgaande doodsdrift was aanvankelijk bedoeld voor de individuele persoon. Maar zou er ook een soort doodsdrift kunnen ontstaan in een cultuur als geheel? Dat zou betekenen dat binnen het totaal van instituties, mechanismen en krachten die samen de cultuur vormen een complexe, niet-menselijke (of half-menselijke) structuur is ontstaan die zichzelf in stand houdt, een eigen energiebron heeft en een eigen wil die gericht is op de vernietiging van de cultuur.
         Freud zelf dacht al in deze richting. Zijn begrip superego, de starre verzameling voorschriften en wetten van ouders en opvoeders, valt gemakkelijk te veralgemeniseren tot een soort collectief superego (2). Freud besteedde ook veel aandacht aan collectief schuldgevoel (3). Maar ook andere auteurs dachten in deze richting, vooral diegene die een cultuur zien als een soort organisme met opkomst, bloei en verval. Toynbee meende dat een cultuur nooit ten onder gaat door krachten van buiten af, maar door krachten van binnenuit. Roger Scruton introduceerde in 2004 het begrip oekofobie (afkeer van het eigen huis), in Nederland overgenomen door Thierry Baudet. Een enigszins verwante theorie, zij het op totaal ander terrein, is de in 1969 door James Lovelock gelanceerde Gaia-hypothese: de hypothese dat alle levende materie op aarde beschouwd kan worden als één zelfregulerend organisme.
        Het is een moeilijk probleem. Werken er in Europa een niet meer te overzien aantal losse “krachten”, die ieder afzonderlijk een goede of een kwade uitwerking hebben,  en waarvan de resultante telkens de loop van de gebeurtenissen bepaalt? Of kan er tussen al die krachten een  samenwerking ontstaan zodanig dat ze met elkaar meekoppelen  (elektronische analogie), waardoor het lijkt dat deze samenwerking een soort eigen wil heeft en doelgericht werkt, met nam in de richting van de vernietiging van de Europese cultuur? Er verschijnen tegenwoordig tal van boeken van auteurs die er van overtuigd zijn dat de Europese cultuur bezig is ten onder te gaan en zich verbazen over de snelheid daarvan (4).  De huidige ontwikkelingen in Europa  maken het  overwegen van het bestaan van een dergelijke geheimzinnige zelfvernietigende kracht de moeite waard.
 
(1) Zij bijvoorbeeld Robert A. Hinde (1966): Animal Behaviour, A Synthesis of Ethology and Comparative Psychology (pagina 140: The concept drive).
(2) S. Freud (1921): Massenpsychologie und Ich-Analyse.
(3) S. Freud (1930): Das Unbehagen in der Kultur.
(4) Bijvoorbeeld: D. Murray (2017): The strange Death of Europe.
 
19 november 2022