Een tegenwoordig actuele koppeling van tegengestelde motivaties is die tussen “inclusie” en uitsluiting Deze zaait veel verwarring en leidt tot onlogische politieke standpunten.
Gewoonlijk bedoelt men met “inclusie” het als gelijkwaardig laten deelnemen van alle bevolkingsgroepen aan de maatschappij. Daarbij denkt men dan in de eerste plaats aan de bevolkingsgroepen die sociaal zijn achtergesteld of op een andere manier een zwakke positie hebben, zoals bijvoorbeeld gehandicapten of mensen die geboren zijn in achterstandswijken. En zolang het streven naar inclusie betrekking heeft op groeperingen die op de een of andere manier “zielig” zijn geeft dat weinig problemen.
Moeilijker wordt het echter wanneer deze groeperingen niet zielig zijn, maar eigenwijs of vijandig. Een deel van de islamieten die in Nederland wonen bijvoorbeeld onderschrijft niet de traditioneel Nederlandse democratische waarden en zegt (of denkt): zodra wij in de meerderheid zijn voeren wij de (niet democratische) sharia in. Het is heel moeilijk, zo niet onmogelijk, om een inclusieve Nederlandse samenleving op te bouwen die ook deze mensen insluit.
Minstens even moeilijk wordt het om een inclusieve samenleving op te bouwen als een deel van stemgerechtigden tegen immigratie is omdat zij vinden dat die de samenleving ontwricht. Deze samenleving moet dan zowel de groep immigranten als de daarmee logisch in strijd zijnde groep anti-immigratie-mensen omvatten. Dat is echter niet mogelijk. Een land kan wel op grond van een meerderheidsbeslissing immigratie toestaan, zoals dat gebeurd is in België en in Nederland. Ook is het mogelijk tegenwerkende partijen te isoleren met behulp van een “cordon sanitaire”. Maar deze landen kunnen niet meer volhouden dat ze voor alle bevolkingsgroepen inclusief zijn. Ze zijn alleen maar inclusief voor de groepen die het met de regering eens zijn.
Dit logische probleem heeft geleid tot het ontstaan van allerlei holle frasen. Bijvoorbeeld: “Ik ben tolerant, behalve voor de niet-toleranten”. Waarschijnlijk denken degenen die dat zeggen dat zij dubbel tolerant zijn: zij pretenderen tolerant te zijn en bovendien benadrukken ze dat ze het oneens zijn met niet-toleranten. In werkelijkheid echter hebben zij een innerlijk tegenstrijdig standpunt. Kort gezegd: zij spreken wartaal.
Het probleem is dat insluiten van bepaalde groepen altijd betekent dat men andere groepen uitsluit. En dat kan worden opgevat als een geval van duale motivatie. Men zegt gemotiveerd te zijn door de wens bepaalde groepen in te sluiten en let niet op de logische keerzijde daarvan dat andere groepen worden uitgesloten. En ook hier doet zich weer de vraag voor: welke zijde van de medaille is primair en welke secundair? Wordt men gedreven door de wens bepaald groepen in te sluiten of door de wens bepaalde groepen waar men een hekel aan heeft uit te sluiten? Het is bijvoorbeeld heel wel mogelijk dat men voorstander is van grote groepen arme immigranten omdat men de “kapitalistische westerse samenleving” wil ondermijnen. Het is natuurlijk ook mogelijk dat men door beide motivaties tegelijk wordt gemotiveerd.
Vaak zegt men gemotiveerd te zijn door het ideaal van inclusiviteit & diversiteit. Dan zet men deze twee woorden broederlijk naast elkaar alsof daar geen groot probleem ligt. Maar diversiteit leidt al gauw tot het ontstaan van groepen die niet samen deel kunnen zijn van een inclusieve maatschappij. Kennelijk sluit men daar dan de ogen voor. En de politiek heeft de macht deze innerlijke tegenspraak eenvoudig te ontkennen.
(23 januari 2022)