4e stadium: strafbaarstelling van innerlijke niet-accepteren van bepaalde mensen, zaken of opvattingen

In de vorige paragraaf is besproken hoe diep de staat in het derde stadium van de ontwikkeling van het recht (waarbij de motivatie een steeds groter rol gaat spelen)  doordringt in het innerlijk van het individu door het haten (van bepaalde personen of groepen) strafbaar te stellen, ook als hij die haat niet tot expressie brengt.  Laten we eens kijken hoe dit in de praktijk uitwerkt op de werkvloer.  Stel daar moeten strenge islamieten, strenge christenen, atheïsten en allerlei mensen van kleur samenwerken. Dat kan alleen maar als de mensen niet demonstratief te koop lopen met hun eigen opvattingen en tevens niet andermans opvattingen demonstratief afkeuren. De eis dat men een ander of diens opvattingen innerlijk niet mag haten dringt diep door in iemands psyche en is in de praktijk niet nodig. Maar het lijkt redelijk te eisen dat men die haat niet demonstratief laat blijken. Zo kan men komen tot een niet spanningsloze, maar acceptabele vorm van samenwerking.
          In het vierde stadium van het steeds dieper ingrijpen van de staat in het innerlijk van het individu eist de wetgever niet alleen eist dat wij bepaalde mensen,  zaken of opvattingen in het diepste van ons innerlijk niet haten, maar wil ons ook dwingen die in het diepste van ons innerlijk voluit te accepteren. Dit is het geval bij het huidige lhbtiq-project.
          Dit project is een officieel onderdeel geworden van de agenda van de EU en de Verenigde naties. Van daaruit is het verspreid naar de lidstaten van de EU en opgenomen in de nationale wetgevingen (1). Dat is de reden dat men in officiële bekendmakingen en in het openbare leven telkens wordt geconfronteerd met reclame voor de lhbtiq-ideeën. Bij deze reclame blijken vooral drie eisen steeds terug te keren: iedereen moet “zichzelf mogen zijn”,  moet “zich veilig voelen” en moet “zich geaccepteerd voelen”. De achterliggende gedachte is kennelijk dat mensen altijd spanningsloos moeten kunnen samenwerken en samenleven, ook als zij diepgaand van elkaar verschillen in geaardheid en levensbeschouwing. Bij deze reclame richt men zich vaak op “de werkvloer”, vermoedelijk omdat op dit afgebakende terrein hoger eisen kunnen worden afgedwongen dan in het openbare leven (2).
Laten we deze drie eisen afzonderlijk bekijken.
 
1) Allereerst de eis van “zichzelf mogen zijn”. Het is niet zo dat degenen die deze eis stellen bedoelen dat iedereen ongeremd zijn gang mag gaan. Een pestkop bijvoorbeeld moet zijn gedrag veranderen. Een pyromaan moet zijn neigingen onderdrukken. Een pedofiel moet nog sterker zijn neigingen onderdrukken, want daarmee doet hij kinderen schade. Over het algemeen gaat het niet om iemands (veranderbare) gedrag, maar om zijn “identiteit”.  Hieronder verstaat men dan globaal genomen de verzameling van eigenschappen die hij met zijn geboorte heeft meegekregen. Daaronder vallen bijvoorbeeld huidskleur, afkomst en sekse. De eerste twee, huidskleur en afkomst, zijn objectief vast te stellen, maar bij sekse ligt dat volgens de aanhangers van de lhbtiq-theorie gecompliceerder.
          Zij onderscheiden aan de sekse van een persoon een lichamelijk aspect en een erg psychisch aspect. Terwijl men er vroeger als vanzelfsprekend van uit ging dat een biologische man zich aangetrokken voelt tot een biologische vrouw en omgekeerd, stellen zij dat dat helemaal niet vanzelfsprekend is.  Daarom spreken zij van “seksuele oriëntatie”. De meeste mannen, zo stellen zij, zijn seksueel georiënteerd op vrouwen, maar een substantieel deel is seksueel georiënteerd op mannen. Deze homoseksuele oriëntatie is aangeboren en een belangrijk deel van hun “identiteit”. Deze theorie werd later uitgebreid en er werden steeds meer seksuele oriëntaties onderscheiden: de bekende reeks lesbisch, homoseksueel, biseksueel, transseksueel, interseksueel, queer,  enzovoort. 
          Hoewel deze theorie langzamerhand door zijn aanhangers uitvoerig is uitgewerkt, kan men redelijkerwijs niet zeggen dat hij wetenschappelijk vast staat. Een eerste punt van kritiek komt voort uit het klassieke en allesbehalve opgeloste probleem van wat is aangeboren en wat is aangeleerd. Veel aanhangers van de lhbtiq-theorie beweren dat een “man” een “social construct” is, dus door de cultuur aangeleerd. Maar tegelijkertijd ontkennen zij dat homo, lesbisch, enz. social constructs zouden kunnen zijn. Dat is allesbehalve consequent en critici kunnen stellen dat de hele lhbtiq-visie misschien wel een social construct is, aantrekkelijk binnen de homoscene.
          Een ander punt van kritiek is de subjectiviteit waarop de theorie berust. Volgens deze theorie is de beslissende factor hoe een persoon zich vóelt. Als hij bijvoorbeeld een mannenlichaam heeft en beweert dat hij zich vrouw voelt is hij zelf de enige die kan beoordelen of dat waar is. Wetenschappelijk gezien is dat echter weinig bevredigend. Critici kunnen zich afvragen of hij niet lijdt aan waanvoorstellingen. Is zijn subjectieve “gevoel” wel betrouwbaar genoeg om de samenleving (de belastingbetaler) de kosten te laten dragen van een medische gendertransformatie? 
          Een derde punt van kritiek is de grote verwevenheid van de lhbtiq-visie met de politiek. De VN en de EU hebben het verbreiden van de lhbtiq-visie opgenomen in hun agenda en het betwijfelen van deze visie beschouwen zij als ongewenst en de wetgeving gaat steeds meer de richting uit van strafbaarstelling daarvan. Maar als kritiek niet meer vrijuit geleverd mag worden is wetenschappelijke bewijsvoering onmogelijk geworden.
          En dan zijn er nog vele psychologische en psychiatrische vragen. Wordt het bekende theatrale “uit de kast komen” niet gecreëerd door behoefte aan zelfdramatisering? Want wat is het niet een prachtig drama als een zoon, die zich los wil maken van zijn streng “gelovige” en autoritaire vader, na jarenlang tobben ontdekt dat hij homoseksueel is en “uit de kast komt”?
          Samenvattend is er alle reden om de lhbtiq-theorie als hoogst speculatief te beschouwen. Maar dat is niet waar het hier om gaat. Het gaat hier om de vraag of de eis van lhbtiq-personen dat zij zichzelf mogen zijn redelijk is. Het ziet er naar uit dat men hierop moet antwoorden: deze eis is redelijk, mits zij anderen daarmee geen kwaad doen. 
          Hierbij moet echter een aantekening worden gemaakt. De lhbtiq-mensen stellen zelf dat het gaat om aangeboren seksuele identiteit, niet om gedrag. Hoewel men erover kan twisten wat die identiteit precies inhoudt, is de eis dat die wordt gerespecteerd in principe redelijk. Maar dan rijst de vraag in hoeverre die identiteit “dwingt” tot bepaald gedrag.  En moet dat gedrag ook worden gerespecteerd? Om het kritisch te formuleren: moeten zaken als  voortdurend aandacht vragen, anderen hinderlijk lastig vallen en jouw mening opdringen, je extravagant gedragen (“queer”) en voortdurend ageren om de samenleving naar jouw wensen te “hervormen” ook worden gerespecteerd? En is het redelijk als de staat kritiek daarop strafbaar stelt? 
 
2) De eis van “zich veilig voelen” is wanneer hij materieel wordt opgevat geen probleem. Niemand mag in elkaar worden geslagen, getreiterd of uitgestoten, dat staat los van geaardheid of opvattingen. Maar wanneer de eis van “zich veilig voelen” psychologisch wordt opgevat ontstaat er wél een probleem. Betekent deze eis dat niemand meer tegen een ander mag zeggen dat hij het vierkant met hem oneens is? Beroemd is de aan Voltaire toegeschreven uitspraak: “Ik verafschuw wat u zegt, maar ik zal uw recht om het te zeggen met mijn leven verdedigen”. Voltaire gaf zijn tegenstander het recht zijn opvatting uit te spreken, maar hij behield zichzelf wel het recht voor om deze te verafschuwen. Dit recht wordt door de lhbtiq-eis dat ieder zich (in psychologische zin) veilig moet kunnen voelen ondergraven, want uit de uitspraken van de lhbtiq-personen blijkt telkens dat zij zich (op de werkvloer) niet veilig voelen bij aanwezigheid van mensen die hun opvattingen verafschuwen. 
                       De huidige wetgeving geeft de medewerker van een bedrijf het recht om, als hij zich niet veilig voelt door de aanwezigheid van andersdenkenden op de werkvloer, een klacht in te dienen bij de leidinggevende. Dan moet een “gesprek” volgen. De baas zal dan aan de andersdenkende moeten vragen wat zijn gedachten en gevoelens zijn. Let wel, het gaat hier niet om duidelijk discriminerende dáden van de andersdenkende, die zijn zonder meer strafbaar, het gaat hier om gedachten en gevoelens die hij al of niet bewust tot expressie brengt en waardoor de indiener van de klacht zich niet veilig voelt.  Hier wordt de leidinggevende gedwongen ver buiten zijn boekje te gaan, want de gedachten en gevoelens van de betreffende andersdenkende persoon gaan hem niets aan. 
 
 3) Nog problematischer is de eis dat ieder zich “geaccepteerd kan voelen”. Deze eis gaat nog verder. Die betekent niet alleen dat ik verplicht ben de ander niet te laten merken dat ik het niet met hem eens ben (zodat hij zich veilig kan blijven voelen), maar ook dat ik positief verplicht ben aan hem kenbaar te maken dat ik het met hem eens ben (anders zou hij nog in twijfel kunnen verkeren of hij wel echt geaccepteerd wordt). Ik ben dus verplicht mijn innerlijke weerstand tegen zijn gedrag of opvattingen (bijvoorbeeld omdat ik zijn gedrag afkeur, of niet geloof in het bestaan van zijn “geaardheid”, of  die zie als een “social construct”) op te geven. En als ik dat niet doe kan ik worden beticht van discriminatie.  De strafbaarheid van het innerlijk niet accepteren van de lhbtiq-visie  houdt een verregaande bemoeienis van de staat in met mijn innerlijke gedachten, gevoelens en motivaties.  Let wel, het gaat hier om veel meer dan het niet-accepteren van een bepaalde persoon of groep personen, bijvoorbeeld homo’s. Het gaat om het niet-accepteren van de gehele bijbehorende lhbtiq-ideologie. Dus visie op de menselijke seksualiteit.
 
Noten
(2)• Vrijheid van meningsuiting op de werkvloer (juridisch):
•  Voor hoe de richtlijnen in de praktijk worden opgepakt zie bijvoorbeeld: https://www.managementimpact.nl/artikel/heb-jij-een-emotioneel-veilige-werkomgeving-laat-je-medewerkers-floreren/