1e stadium: daadgericht strafrecht, maar met meeweging van het motief (uitwendig)

Zoals opgemerkt wil het daadstrafrecht een verdachte alleen veroordelen op grond van zijn daden en niet op grond van zijn gedachten, gevoelens of motivaties. In sommige gevallen wordt er echter toch rekening gehouden met wat genoemd wordt het “motief” van de dader. 
          Hierbij wordt éérst vastgesteld of iemand een strafbare daad heeft verricht en  daarná wordt het motief in rekening gebracht bij de straftoemeting. Hierbij blijkt dat de juridische praktijk geen duidelijk onderscheid maakt tussen de begrippen motief en motivatie en ze soms door elkaar gebruikt.  Globaal kan men stellen dat de term “motief” een meer uiterlijk en juridisch karakter heeft en de term “motivatie” een meer innerlijk karakter. 
 
Een geval van het type misdaad waarbij bij de strafmaat rekening wordt gehouden met het motief is “geweld met een terroristisch motief (oogmerk).” Een veel voorkomend voorbeeld is de terroristische aanslag. Het plegen van een aanslag is strafbaar, maar als dit gebeurt met een terroristisch motief geldt dat als strafverzwaring. Dit motief kan vaak worden vastgesteld aan de hand van uiterlijke aanwijzingen, zoals de aanschaf van wapens, openlijke uitlatingen, planning met behulp van e-mail, enzovoort.
          Interessant is dat in dit voorbeeld duidelijk onderscheid gemaakt kan worden tussen het motief en de motivatie.  Stel bijvoorbeeld dat een aanslag wordt gepleegd door een islamitische terrorist. Zijn motief is dan terrostisch: dreigen, intimideren en angst zaaien. Psychologisch gezien verschilt dit van zijn motivatie. Zo zou zijn motivatie kunnen liggen in een ver verleden, bijvoorbeeld in het feit  dat hij wraak wil nemen voor familie die is omgekomen door Amerikaanse of westerse militaire handelingen in Irak. Of in dit voorbeeld deze motivatie nog een rol zou kunnen spelen bij het toekennen van de strafmaat is mij niet bekend. 
          Een ander geval van het type misdaad waarbij bij de strafmaat rekening wordt gehouden met het motief is “geweld met een discriminerend motief.”  Dit kwam in Nederland weer extra in de aandacht door het op 26 januari 2021 door Buitenweg en Segers ingediende “voorstel tot wijziging van het strafrecht in verband met de invoering van het discriminitoir oogmerk als strafverzwaringsgrond” (1). Zij noemen als voorbeelden de gewelddadige dood van George Floyd in de Verenigde Staten,  de herhaaldelijke vernielingen van het koosjere restaurant HaCarmel en de regelmatige berichten over anti-homogeweld. 
 
Bij het begrip motief moet men in eerste instantie denken aan een uitwendig doel, niet aan een diepere, innerlijke drijfveer. Maar toch rijst ook hier de vraag of het moeten achterhalen van het motief de rechter niet dwingt om te trachten door te dringen in het denk- en gevoelsleven van de overtreder. Is dit niet een gebied waar hij buiten moet blijven? Dit probleem is een van de redenen waarom sommige juristen menen dat het motief in het geheel geen rol behoort te spelen in het strafrecht (2). Een andere reden is dat deze vorm van rechtspraak een discriminerend aspect heeft. Waarom, zo kan een “gewoon” persoon zich afvragen, moet het in elkaar slaan van een Jood, homoseksueel of buitenlands gekleurde persoon zwaarder bestraft worden dan het in elkaar slaan van mij? Ben ik minder waard?
 
Noten
(2) • A.Rignalda, C.H.Grijsen en R.Kool (2009): Zwaarder straffen bij discriminitoir geweld is geen goed idee.  https://klos.nl/wp-content/uploads/2018/07/Zwaarder_straffen_bij_discriminatoir_gew.pdf
• Tim Vis (2015): Motief hoort geen rol te hebben in het strafrecht.  https://defusie.net/motief-hoort-geen-rol-te-hebben-het-strafrecht/