De koppeling van liefde en haat

Wat we zouden willen is liefhebben zonder te haten. Maar dat lijkt niet mogelijk: liefde is altijd gekoppeld aan haat. Zijn wij mensen dan zo boosaardig dat wij altijd haat in ons hart moeten meedragen?

Laten we de zaak nuchter analyseren. Als we een persoon liefhebben haten we degene die die persoon wil schaden. Ouders die van hun kinderen houden haten de drugsdealer die ze tot drugsgebruik wil verleiden. De  koppeling van liefde en haat zit niet in onze eigen psyche, maar wordt vanuit de buitenwereld opgedrongen. En dat op twee wijzen. In de eerste plaats door de logica waaraan de werkelijkheid voldoet. Als wij een kostbare vaas verplaatsen hebben wij er een hekel aan hem te laten vallen. Dat is een kwestie van logica. In de tweede plaats door een psychologische oorzaak. De haat wordt weliswaar vanuit de buitenwereld aan onze psyche opgedrongen, maar in onze psyche zit wél de potentie hem op te nemen. Die potentie is kennelijk aangeboren. Dat klinkt niet zo erg vriendelijk, maar het is aannemelijk dat het vermogen om (als het nodig is) te haten direct samenhangt met ons streven naar overleving.

Wat moeten we aanvangen met deze botte haat in ons hart? Deze vraag verontrust veel mensen, ook schrijver dezes. Maar laten we de zaak onder ogen zien en verder gaan met analyseren en kanttekeningen plaatsen. Laten we in de eerste plaats proberen te achterhalen wat “haat” eigenlijk is. Volgens sommige psychologen (Freud) wordt haat spontaan gevormd in de psyche en moet die haat zo nu en dan ontladen worden. Volgens andere psychologen ontstaat haat door een prikkel van buitenaf. Laten we die laatste opvatting eens volgen. Als haat een reactie is op een prikkel van buitenaf, waar streeft deze reactie dan naar? Een eerste mogelijkheid is dat deze reactie er slechts naar streeft het handelen van de persoon die kwaad in de zin heeft te stoppen. Een tweede mogelijkheid is dat deze reactie er niet alleen naar streeft dit handelen te stoppen, maar ook streeft naar vergelding, dus naar het toevoegen van leed aan die persoon. De eerste mogelijkheid komt overeen met de gedachte dat we de zonde moeten haten en niet de zondaar. Dat is voor mensen die zich zorgen maken over de haat in hun hart een hele geruststelling: ze haten niet een bepaalde persoon, maar slechts het gedrag van die persoon en dat is geoorloofd. Net zoals je bijvoorbeeld een verkeerde ideologie (communisme of fascisme) mag “haten”. Hierbij rijst natuurlijk wel de vraag of dit psychologisch ook mogelijk is. Hier kan men lang over discussiëren, maar ik houd het erop dat dit wel degelijk mogelijk is, en voor gewone mensen ook haalbaar.

Nu de tweede mogelijkheid: de reactie bestaat niet alleen uit het willen stoppen van de persoon die kwaad in de zin heeft, maar ook uit het streven naar vergelding. Over de aard van vergelding bestaan vele opvattingen. Freud meende dat vergelding ten diepste streeft naar fysiek leed toebrengen (beschadigen, pijn doen) en hij noemde dat de “adequate reactie”. Volgens hem geeft alleen déze reactie echt bevrediging. Meer geestelijke vormen van wraakneming beschouwde hij als “sublimatie” en deze geven volgens hem een minder intense bevrediging. Het is bijzonder moeilijk om te beoordelen in hoeverre deze opvatting juist is. In ieder geval zijn in de wetgeving van Hammoerabi de lijfelijke straffen (een oog voor een oog en een tand voor een tand) al vervangen door geldboetes. En in die wetgeving is de persoonlijk uitgevoerde vergelding door de bloedwraak ook al vervangen door vergelding van staatswege.

Mogen wij plezier beleven aan vergelding van het kwaad dat ons is aangedaan? Het is speciaal het christendom met zijn gebod om ook de vijand lief te hebben dat worstelt met deze vraag. Er zijn al veel antwoorden gegeven, zoals de objectieve noodzaak van het herstel van de door de zonde verstoorde kosmische orde (Anselmus).  Ik wil er hier nog een aan toevoegen. In ons lichaam zit een pijnzenuwstelsel. Dit “straft” ons als we zo onnadenkend zijn ons lichaam te beschadigen. Dit pijnzenuwstelsel is geen kwaad dat in ons huist maar het heeft de functie ons (met harde hand) te leren in het vervolg voorzichtiger te zijn. De neiging van de mensen elkaar te straffen voor overtredingen lijkt veel op een uitbreiding van het pijnstelsel van het individu naar de samenleving als geheel. Zo gezien behoort het straffen van overtreders tot de natuur van de mens en hoeven we ons daarvoor niet te schamen. Dat neemt niet weg dat het tegelijkertijd tot de natuur van de mens behoort zijn verstand te gebruiken en zijn driften te beheersen en te kanaliseren.

Bij het nuchter analyseren van het grote en dramatische probleem van de koppeling van liefde en haat is het verhelderend deze twee motivaties gezamenlijk op te vatten als een vorm van duale motivatie. De voorzijde van de medaille is de liefde en de keerzijde is de haat. Als de motivatie van de liefde overheerst is er enkelvoudige motivatie. Maar als de haat een substantieel gewicht in de schaal gaat leggen is er sprake van duale motivatie. Het is ook mogelijk dat de motivatie van de haat gaat overheersen. Dan kun je spreken van haat die zich heeft vermomd als liefde. Het is volgens mij voor een mens wel degelijk mogelijk zijn eigen motieven te analyseren en ervoor te zorgen dat de haat niet de overhand krijgt.

23 december 2019