Kern van dit artikel: als je bekijkt op welke wijze het antifascistisch activisme zich manifesteerde in de protestgeneratie van ’68, in de anti-apartheidsbeweging, in het felle verzet tegen Hans Janmaat en in de vele soortgelijke maar kleinere “affaires” in het verleden , krijg je de indruk dat er een blijvende collectieve woede bestaat, die kan transformeren en andere gedaantes aannemen en op ieder moment kan toeslaan. In dit artikel wordt deze gedachte verder uitgewerkt.
Zoals betoogd voerden de geallieerden in de Tweede Wereldoorlog strijd tegen het fascisme en niet tegen racisme. De strijd tegen racisme kwam pas later op gang en we zien dat in Nederland bij de acties tegen Janmaat antifascisme en antiracisme waren gefuseerd. De kwade geest in de lucht waartegen de collectieve woede zich richtte bevatte nu beide elementen en de scheldwoorden ”fascist” en “racist” waren vrijwel synoniem geworden.
Hoe ontwikkelde deze collectieve woede zich in de loop van de tijd? Laten we de beschrijving daarvan beginnen bij de Tweede Wereldoorlog. De wandaden van de nazi’s (en bijvoorbeeld ook de Japanse aanval bij Pearl Harbour) hebben de woede van de geallieerden gewekt en deze wordt gedurende de oorlog nog aanzienlijk versterkt.
Na de capitulatie veranderde de situatie volledig. De oorlog van de geallieerden tegen de fascisten/nazi’s was een concrete militaire oorlog geweest met een concrete vijand. Maar nu waren fascisten/nazi’s verslagen. Het concrete object van de woede was verdwenen, het was een herinnering geworden. Maar collectieve emotionaliteit is in hoge mate aanstekelijk en hij kan gemakkelijk overgedragen worden op volgende generaties, waarbij de intensiteit van de emotionaliteit gelijk blijft (of zelfs nog wordt versterkt), terwijl de rationele inhoud verandert. Iets dergelijks gebeurde bij de generaties van na de Tweede Wereldoorlog. De concrete oorlog was voorbij, maar de woede, de emotionaliteit daarvan bleef bestaan en schiep zich een nieuwe vijand die bestreden moest worden: een abstract begrip “fascisme”, een vaag monster in de lucht. Dit werd de vijand van het antifascistisch en later ook antiracistisch activisme.
Even terzijde: met de woede van de verliezers van de oorlog liep het anders. Deze werd door de denazificatie na de oorlog krachtdadig gesmoord en er moet nog worden onderzocht hoe die zich ondergronds verder ontwikkelde.
In de tijd hierna kreeg de collectieve woede, de verre afstammeling van woede tegen de nazi’s uit de Tweede Wereldoorlog, telkens nieuwe dragers en richtte zich tegen telkens nieuwe objecten. Omstreeks 1960 richtte deze zich tegen de apartheid in Zuid-Afrika. Het gaat er hier niet om om kritiek te leveren op de woede van de zwarten in Zuid-Afrika, die was van hun kant bekeken volkomen concreet en begrijpelijk. Het gaat hier om de woede van de Nederlanders die strijd voerden vanuit de leunstoel, vooral door columnisten die zich wensten te profileren. Zich solidair en evenwichtig verdiepen in de ontzaglijke problematiek waarvoor de “Boeren” in Zuid-Afrika stonden was er niet bij. In 1980 richtte de collectieve woede zich tegen Hans Janmaat en omstreeks dezelfde tijd ook tegen de wetenschapper Buikhuisen, die door de universiteit van Leiden werd ontslagen en door iedereen in de steek werd gelaten. Er zijn talloze van dergelijke affaires te noemen, groot en klein. Bijvoorbeeld de actie die de vakbondsman Doekle Terpstra in 2008 begon tegen Wilders nadat hij zich, rijdend in zijn auto, geweldig kwaad had gemaakt. Hij wist bij zijn actie het dagblad Trouw mee te slepen en zoals altijd meldden zich meteen een groot aantal sympathisanten. Het kennelijk gehoopt lawine-effect bleef echter uit.
Deze immer voortbestaande collectieve woede speelt ook in de hedendaagse politieke discussies nog steeds een belangrijke rol, vooral in verkiezingstijd. Hij kan op ieder moment worden geactiveerd om de eigen visie kracht bij te zetten. Voldoende daarvoor is een triggerwoord of een triggerhandeling die de politieke tegenstander met het monster “fascisme-racisme” in verband brengt. Een merkwaardig voorbeeld is de woede die rond 2000 in Duitsland ontstond doordat de auteur Martin Walser de term “Heimat” had gebruikt. De emoties liepen daarbij zo hoog op dat hij vluchtte naar Zwitserland. (Maar misschien is dit voorbeeld te gecompliceerd om hier te gebruiken, want in Duitsland, met zijn enorme schuldgevoel, liggen de zaken anders dan in Nederland). Een ander triggerwoord is “apartheid”. Een recent voorbeeld is Ramautarsings verwijzing naar de IQ-problematiek, waarop velen met grote woede reageerden. Nog weer een ander is het gebruik van de term “boreaal” door Thierry Baudet.
(geplaatst op 6 juni 2019)