De inhoud van het ICERD-verdrag

Het verdrag bestaat uit een préambule en 25 artikelen. In de préambule blijkt duidelijk dat de achtergrond van het verdrag mede werd gevormd door het kolonialisme:
Overwegende dat de Verenigde Naties het kolonialisme en alle daarmee samengaande praktijken van rassenscheiding en rassendiscriminatie [..] hebben veroordeeld en dat in de Verklaring inzake het verlenen van onafhankelijkheid aan gekoloniseerde landen en volkeren van 14 december 1960 de noodzaak hieraan een einde te maken [..] werd bevestigd…
Hierna komt het kolonialisme overigens niet meer ter sprake. Een andere belangrijke kenmerkende gedachte uit de préambule is:
Ervan overtuigd, dat elke leer die uitgaat van de superioriteit van een bepaald ras, wetenschappelijk onjuist, op zedelijke gronden verwerpelijk en sociaal onrechtvaardig en gevaarlijk is, en dat rassendiscriminatie nergens, noch op theoretische, noch op praktische gronden, te verdedigen is.
De 25 artikelen zijn verdeeld in twee delen. Deel I (artikel 1 -7) gaat over, globaal gezegd, de “ideologische” strekking van het verdrag, deel II (artikel 8-25) gaat over de rechten en plichten van een Commissie die zal worden ingesteld om de naleving van het verdrag te regelen en te controleren. 
          Deel I is natuurlijk het interessantste deel van het verdrag. Het omvat twee thema’s. Het eerste thema is de bestrijding van rassendiscriminatie. Artikel I definieert wat men hieronder verstaat, namelijk:
Elke vorm van onderscheid, uitsluiting, beperking of voorkeur op grond van ras, huidskleur, afkomst of nationale of etnische afstamming die ten doel heeft het genot [..] op voet van gelijkheid van de rechten van de mens [..] teniet te doen of aan te tasten.
Na deze definitie komt men vanzelf op het tweede thema: welke zijn dan die rechten van de mens? In artikel 5 worden die in een 19-tal punten opgesomd. Genoemd worden onder andere het recht op gelijke behandeling, op persoonlijke veiligheid, op een nationaliteit, op te huwen, op eigendom, op vrijheid van mening en meningsuiting, op arbeid, op huisvesting, openbare gezondheidszorg en onderwijs.