Van daadgericht naar motivatiegericht recht

Het Europese recht was van oudsher allereerst gebaseerd op het beoordelen van de daden van de verdachte, maar na de Tweede Wereldoorlog is het beoordelen van de innerlijke motivatie van de verdachte een steeds belangrijker rol gaan spelen. Sommigen vinden deze ontwikkeling een juridische verfijning, maar men kan zich ook afvragen of hij niet zal uitlopen op het invoeren van gedachtepolitie.
          Om dit proces van verschuiving van aandacht voor de uiterlijke daden van de verdachte naar aandacht voor zijn innerlijke belevingswereld goed zichtbaar te maken kan men het verdelen in vier stadia. In dit hoofdstuk zullen deze stadia worden besproken.
          Voor psychologen is het interessant op te merken dat deze ontwikkeling tot op zekere hoogte verband houdt met de ontwikkeling in het psychologisch denken. Na de Tweede Wereldoorlog voerde de psychoanalyse de boventoon, met zijn theorieën over de onbewuste motivatie. Velen vonden dit te speculatief en wendden zich tot het behaviorisme. Hun idee was: al die ongrijpbare innerlijke processen leiden tot gedrag en dat is het enige dat er toe doet en waar je greep op hebt. Hierna echter vond de opkomst plaats van de informatica.  Men begon de hersenen te vergelijken met een computer en stelde dat de werking daarvan juist uiterst belangrijk is, ook wanneer die niet leidt tot gedrag (1).  En hier ligt een link met het juridisch denken. Men zou kunnen stellen: als het denken van een mens op zichzelf zo belangrijk is, ook als dit niet leidt tot handelingen, is het redelijk hieraan bepaalde morele en juridische eisen te stellen.
 
Noten
(1) C.Sanders, H.F.de Wit en H.Looren de Jong (1989): De cognitieve revolutie in de psychologie. 
 
Literatuur
• Henri Beunders (2019): Hoeveel recht heeft de emotie? Over straffen in de slachtoffercultuur. (Dit boek behandelt een verwant aspect van de huidige ontwikkeling: de rechterlijke uitspraak wordt steeds meer beïnvloed door de emoties van het slachtoffer.)