In het vorige hoofdstuk is besproken hoe het Europese recht zich na de Tweede Wereldoorlog steeds meer heeft ontwikkeld van daadgericht naar motivatiegericht recht. Om deze ontwikkeling goed zichtbaar te maken werd hij verdeeld in vier stadia.
Dit betekent dus dat het recht zich steeds meer is gaan bemoeien met onze innerlijke gevoelens, motivaties en gedachten en sommige daarvan strafbaar heeft gesteld. Hierbij rijst de vraag of het recht hiermee niet een principiële grens overschrijdt en zich begeeft op een terrein waar het buiten behoort te blijven, namelijk het innerlijk van het individu.
Dit is geen abstracte vraag. Want wanneer het hebben van bepaalde gedachten of gevoelens strafbaar wordt gesteld zal de justitie middelen moet vinden om overtreders op te sporen. Dat betekent dat er gedachtenpolitie zal moeten worden ingesteld. In de volgende paragrafen zal worden onderzocht hoe ver Europa op dit moment op deze weg is gevorderd.