De politieke begrippen “links” en rechts zijn al oud en hadden oorspronkelijk betrekking op een plaatsbepaling. In de 16e eeuw zaten in het Engelse Lagerhuis de aanhangers van het beleid van de koning rechts van de stoel van de voorzitter en de tegenstanders links. In de tijd van de Franse revolutie zaten de tegenstanders van politieke verandering in het Franse Parlement rechts van de voorzitter en de voorstanders links. In deze beide gevallen betekende “rechts” dus zoiets als conservatief en “links” zoiets als veranderingsgezind.
In de 19e eeuw verstond men onder “links” liberaal (denk aan Thorbecke) en onder “rechts“ conservatief (de conservatieven wilden in veel opzichten terug naar de tijd van vóór de Franse revolutie). Aan het eind van de 19e eeuw betekende “links” socialistisch en “rechts” confessioneel. Na de Tweede Wereldoorlog begon men meer in sociaaleconomische termen te denken en werd “links” geassocieerd met socialisme (grote staatsinvloed, hoge belastingen) en “rechts” met liberalisme (weinig staatsinvloed, lage belastingen).