Het begrip gedachtepolitie is vooral bekend geworden door de toekomstroman “1984” van George Orwell, gepubliceerd in 1949. Deze gedachtepolitie was onderdeel van het “Ministerie van Waarheid” en hield bij wat de onderdanen van de staat lazen, schreven, zeiden en dachten. Het grote probleem hierbij is natuurlijk hoe men kan achterhalen wat iemand denkt. Lezen, schrijven en zeggen zijn uiterlijk constateerbare handelingen, denken niet.
De koninklijke weg om te achterhalen wat iemand denkt is het hem gewoon te vragen. Er is alle kans dat hij daarop antwoord geeft. Maar het valt moeilijk te bepalen of zijn antwoord “eerlijk” is, eigenlijk is hij zelf de enige die dat weet (de dieptepsychologen houden vol dat hij het zelf maar zeer ten dele weet). Wanneer men iemands uitspraken niet vertrouwt en toch zijn gedachten wil achterhalen zal men moeten proberen deze indirect te bepalen uit zijn daden en uit zaken als de contacten die hij onderhoudt en de vergaderingen die hij wel of juist niet bezoekt. En verder zijn er nog zijn onbewuste expressies: gebaren, schrikreacties en gelaatsuitdrukkingen.