Tegenwoordig is het gebruikelijk te zeggen dat racisme berust op “vooroordelen”, maar hiermee maakt men zich mijns inziens te gemakkelijk van de problemen af. Want wat is een vooroordeel? Men kan dit in het algemeen definiëren als het vellen van een oordeel zonder eerst de noodzakelijke waarnemingen te hebben verricht. Een van de belangrijkste onderwerpen die bij de discussie over vooroordelen een rol spelen is het begrip intelligentie. In de 19e eeuw trokken de Europeanen de binnenlanden van Afrika in en troffen daar zeer primitief levende mensen en culturen aan. De Europeanen trokken de conclusie dat dit weinig intelligente mensen waren. Berustte die conclusie op een vooroordeel? Deze conclusie berustte op eigen waarnemingen en op een mijns inziens in de gegeven omstandigheden verstandig oordeel. Juist de hedendaagse aanname dat alle volken of “rassen” even intelligent zijn zou op hen zijn overgekomen als een vooroordeel, als een oordeel dat niet voortkwam uit eigen waarneming, maar uit een abstract idee van een rechtvaardige, gelijke verdeling van de intelligentie over alle volken van de wereld.
Het gebruik om de opvatting dat de verschillende volken en “rassen” niet zonder meer even intelligent zijn op te vatten als een “vooroordeel” is gefixeerd in de tijd rond de Tweede Wereldoorlog (1) Hierbij speelden Joodse psychologische studies, zoals die van de Frankfurter Schule, een belangrijke rol. Deze Joden waren allergisch voor discriminatie omdat ze daar zelf veel onder te lijden hadden gehad. Bovendien waren ze terecht zelfverzekerd genoeg om iedere suggestie dat Joden een lagere intelligentie bezitten dan de gemiddelde Europeaan te verwerpen als een vooroordeel. Kennelijk veralgemeniseerden zij dit want men ziet in hun studies dat zij de bewering dat het ene volk intelligenter kan zijn dan het andere niet alleen voor zichzelf maar ook voor andere volken beschouwden als een vooroordeel. Wellicht ook wilden zij uit solidariteit anderen niet iets aandoen waaronder ze zelf hadden geleden (2).
Het valt heel goed te verdedigen dat het wel een heel groot toeval zou zijn als de intelligentie van volken en “rassen” die tienduizenden jaren onafhankelijk van elkaar zijn geëvolueerd op precies hetzelfde niveau zou zijn uitgekomen. Daarom is er meer reden om de opvatting dat de intelligentie van alle volken gelijk is een “vooroordeel” te noemen dan de alternatieve opvatting. Deze visie werd destijds expliciet naar voren gebracht door de methodoloog A.D. de Groot. Hij sprak van het “vooroordeel van de verdelende rechtvaardigheid”. “Wij zouden het ondemocratisch vinden als die hypothesen juist zouden zijn”. “Zolang het tegendeel niet is bewezen houden wij het op gelijkheid” (3). Zijn visie werd hem niet in dank afgenomen
Alhoewel dit artikel inmiddels omstreeks 50 jaar oud is, is er aan de statistische methoden waarmee uit IQ-metingen conclusies moeten worden getrokken nog niets veranderd. Men zal de bewijslast op de juiste plaats moeten leggen. Anderzijds is de kritiek dat de gebruikte testen misschien sterk cultuurgebonden zijn natuurlijk terecht (4).
(1) Zie G.H.E. Russelman (2003): Honderd jaar antifascistische psychologie. Een terugblik op de invloedrijkste psychologische stroming van de twintigste eeuw.
(2) Het standaardwerk op dit gebied is: Gordon W. Allport (1954): The Nature of Prejudice.
(3) A.D. de Groot (1970): Het eigen vooroordeel en de strijd daartegen. In Wijsgerig Perspectief 11, 1. 1970.
(4) Zie voor een meer recente bespreking van de waarde van IQ-metingen: H. Gleitman, J. Gross en D. Reisberg (1981 / 2011): Psychology.