Een relikwie uit de oorlog: de fictieve as fascisme versus communisme

Voor de historici en de politicologen staat één ding vast: het communisme is/was een “linkse” ideologie.  Maar het fascisme, dat omstreeks 1920 in Italië verscheen, moeten we dat nu “links” of “rechts” noemen? Op Wikipedia (onderwerp “Political Spectrum”) staat te lezen: “Terwijl het communisme en het socialisme internationaal gewoonlijk als links worden beschouwd, worden conservatisme en fascisme gewoonlijk als rechts beschouwd”. Hierbij wordt met een voetnoot verwezen naar het boek van A. Heywood (2017): “Political Ideologies: An Introduction”. Maar als je dit boek naslaat blijkt daarin wel enkele malen de termen “links” en rechts” te worden gebruikt, maar wordt totaal niet uitgelegd waarom het fascisme rechts zou zijn. Het is mij niet gelukt om met zekerheid te achterhalen waar deze terminologie vandaan komt, maar volgens mij is hij ontstaan doordat de fascistische knokploegen in de straten vochten met de communisten en aangezien de communisten links waren lag het voor de hand deze knokploegen “rechts” te noemen. En dit spraakgebruik bleef voortbestaan. 
           In de jaren ’30 ontstond er in de geallieerde wereld een grote behoefte om het fascisme te begrijpen en dat leidde tot vele psychologische studies. De invloedrijkste daarvan kwamen van de Frankfurter Schule, die in 1934 <?> uitgeweken was van Duitsland naar de VS. De auteurs hiervan beschouwden als hoofdkenmerk van het fascisme het autoritaire karakter daarvan (één Leider, “Befehl ist Befehl”). Ze ontwierpen ook de bekende F-schaal, waarin fascistische en autoritaire mentaliteit min of meer aan elkaar worden gelijkgeschakeld. De koppeling tussen fascisme en autoritaire mentaliteit werd algemeen aanvaard. Maar in het algemeen spraakgebruik bestond een koppeling tussen autoritaire mentaliteit en rechts. Dit sloot aan bij vroege sociologische studies die werden uitgevoerd in streng religieuze groeperingen waarin een correlatie gevonden werd tussen zaken als autoritaire opvoeding, handhaven van de doodstraf, een sterk leger en geen echtscheiding. Het algemene gevoel was: duiven zijn links, haviken rechts (en conservatief).
Deze ontwikkeling was echter logisch gezien allesbehalve bevredigend. Populair gezegd: hij hing van associaties aan elkaar. De auteurs van de Frankfurter Schule waren allen marxist (bewuste keuze) en hadden weinig oog voor het eveneens autoritaire karakter van het stalinistische regime. Het fascisme was inderdaad zeer autoritair, maar dat was geen exclusief kenmerk. Daarom is het onverantwoord om aan de hand van dat kenmerk een schaal te ontwerpen waarin fascisme en communisme als tegenstellingen tegenover elkaar staan.
          In de naoorlogse tijd lag de strijd tussen communisme en fascisme nog vers in het geheugen. Men ziet dit terug in het twee-assige schema van Eysenck uit 1956, waarin deze twee ideologieën centraal staan (er worden geen andere politieke stromingen genoemd). Ook in dit schema staan communisme en fascisme als tegenstellingen tegenover elkaar. Hetzelfde is het geval in het twee-assige schema van Rokeach uit 1973. Voor de pacifistische gedachte van Eric Hoffer (1951) dat massabewegingen (gelet op hun mentaliteit) onderling inwisselbaar zijn was weinig plaats. Dit zou inhouden dat er een as was te bedenken waarop beide ideologieën vlak naast elkaar zouden staan of misschien zelfs zouden samenvallen. In deze tijd wilde vrijwel niemand, en zeker niet de communisten, iets weten van een visie die zelfs maar de mogelijkheid opperde dat men voor niets tegen het fascisme had gestreden. 

Een voorbeeld van hoe vaak over de tegenstelling tussen communisme en fascisme wordt getheoretiseerd is te vinden op Wikipedia (onderwerp: “Fascisme”):

“Fascisme en communisme worden als de uiteinden van het politieke spectrum gezien. De communistische ideologie houdt een radicalisering in van de klassenstrijd en de fascistische ideologie kent daarentegen de klassencollaboratie, het samenwerken van proletariaat en bourgeoisie. Beide kennen dan ook een traditie van wederzijdse haat.”

In deze tekst wordt gesproken van de uiteinden van een politiek “spectrum”. Dat suggereert dat er zich tussen de uiteinden fascisme en communisme een as bevindt waarop een variabele is uitgezet. Maar daarmee rijst de vraag: welke variabele is hier dan uitgezet? Een antwoord op deze vraag is nergens te vinden. Dat antwoord kan ook niet gegeven worden: deze as is een fictie.
           Een ander belangrijk punt is dat hier de veronderstelde tegenstelling tussen communisme en fascisme wordt gebaseerd op het verschil tussen klassenstrijd en klassensamenwerking. Maar dit verschil is werkelijk niet groot genoeg om deze beide ideologieën als tegengestelde uitersten van een politiek spectrum te beschouwen. We moeten dan ook concluderen dat de as communisme versus fascisme, die momenteel in het politieke denken van zo velen nog een belangrijke rol speelt, een ondoordacht relikwie is uit de Tweede Wereldoorlog dat niet wetenschappelijk kan worden onderbouwd.