De verschuiving van geloven in belijdenisgeschriften naar geloof uitdrukken in handelen

Er is bijna geen groepering die zo heeft bijgedragen aan de huidige cultus van het schuldgevoel als het Nederlandse protestantisme. Om de achtergrond hiervan te kunnen begrijpen is een korte historische inleiding nodig.
xx  
1. De middeleeuwse saamhorigheid
Het leven in de Middeleeuwen moet zwaar geweest zijn. Maar ondanks dat, of misschien juist daardoor, bestond er een grote mate van saamhorigheid, die zich onder andere uitte in een verrassend goede zorg voor zieken, armen en ouden van dagen. Dit wordt althans gesuggereerd door de uitvoerige studie die Lewellyn Bogaers in 2008 uitvoerde naar het sociale leven in Utrecht in de late Middeleeuwen (1). Dit onderzoek in een welvarende stad is natuurlijk niet representatief, maar het geeft toch een waardevolle impressie.
xx  
2. De periode van het scheiden en elkaar aanvullen aanvullen van geloofsbelijdenis en dienstbaarheid 
De hervorming in de 16e eeuw bracht veel verandering. Gedwongen door onder andere de godsdienststrijd werd door de verschillende kerken het christelijk geloof in strak geformuleerde geloofsbelijdenissen vastgelegd (2). Voor veel Nederlandse protestanten was dat bijvoorbeeld de “Heidelbergse Catechismus”. Een belangrijke katalysator hierbij was de rond 1450 uitgevonden boekdrukkunst.
xxxxxx Een van de gevolgen hiervan was dat “geloof” en handelen van elkaar werden gescheiden, terwijl tegelijkertijd verwoede pogingen werden gedaan die weer naar elkaar toe te praten. Dat is bijvoorbeeld te zien in de Heidelbergse Catechismus, waarin wordt gevraagd  (zondag 32) waarom wij nog “goede werken” moeten doen als we toch “zonder enige verdienste van onze kant alleen uit genade door christus verlost zijn”. Het antwoord luidt dat we dat moeten doen uit dankbaarheid jegens God. Hier wordt dus de zin van “goede werken” gezocht in het  “geloof” en daarmee losgemaakt van empathie voor de medemens.
xxxxxx Uit bovengenoemde studie over Utrecht blijkt dat de hervorming daar aanvankelijk leidde tot een verstoring van de goede organisatie van de charitatieve instellingen en daarmee tot een vermindering van de sociale zorg. Maar in later tijd werden de charitatieve instellingen en de ziekenhuizen toch grotendeels verzorgd door zowel Rooms-katholieke als protestantse stichtingen.
xx  
3. De kentering in de jaren 1960
In de jaren 1960 begon men de geloofsbelijdenissen te rationalistisch te vinden en ontstond het inzicht dat het christelijk geloof niet in de eerste plaats uitgedrukt moet worden in theoretische geschriften, maar vooral in het handelen. De theoretische geschriften en het handelen werden als het ware in elkaar geschoven.
xxxxxx In de theologie was dit bijvoorbeeld te zien in de grote invloed van Paul Tillich (1886-1965), die stelde dat geloof niet zozeer een voor waar houden van bepaalde belijdenisgeschriften is,  als wel een affectief betrokken zijn op de medemens. In deze tijd kwam ook de uitdrukking “geloven met de handen” in gebruik. In Nederland werd hij bijvoorbeeld gebruikt door de theoloog K. Berkhof.
xxxxxx Deze verschuiving van het denken in de richting van handelen was ook te zien in de psychologie.  In Amerika was rond 1870 de filosofisch-psychologische stroming opgekomen van het pragmatisme, dat een persoon vooral wilde beschouwen als een handelend wezen (3). Mede vanuit deze wijze van denken ontstond in 1913 het behaviorisme, dat zich uitsluitend wilde richten op het menselijk “gedrag” en het innerlijk als min of meer irrelevant beschouwde (4). Na de Tweede Wereldoorlog, toen Europa werd overspoeld door de Angelsaksische cultuur, werd dit ook hier een van de meest toonaangevende psychologische richtingen.
xxxxxx Maar terwijl het “harde behaviorisme” niet geïnteresseerd was in gevoelens was het pragmatisme, dat daar min of meer ten grondslag aan had gelegen, dat wel. Het was ook goed te verenigen met de kerngedachten van het christendom die vooral tot uitdrukking komen in twee gelijkenissen: die van de barmhartige Samaritaan en die van het laatste oordeel.
xx  
4. De gelijkenis van de barmhartige Samaritaan in de Bijbel
In deze gelijkenis wordt verteld dat iemand wordt beroofd en halfdood langs de weg wordt achtergelaten (5). Hierna komen achtereenvolgens een priester en een Leviet voorbij, maar die kijken weg en laten hem liggen. Hierna komt een Samaritaan voorbij en deze “wordt met ontferming bewogen”, gaat naar hem toe, verzorgt hem en brengt hem naar een herberg, waarvoor hij ook nog betaalt.
xxxxxx Gewoonlijk wordt deze gelijkenis opgevat als een vertelling waarin wordt beweerd dat wij iemand in nood moeten helpen. Dat is waar, maar dat is de essentie niet. Dat wij elkaar moeten helpen weet iedereen. De essentie ligt in de vergelijking tussen het gedrag van de Samaritaan en dat van de priester en de Leviet. De priester komt niet te hulp, vermoedelijk omdat zijn gedachten in beslag worden genomen door het hogere belang van zijn taak in de tempel. Hij moet daarvoor ook rein blijven, zo mag hij bijvoorbeeld geen doden aanraken. Voor de Leviet gelden soortgelijke overwegingen.  De Samaritaan behoort tot het volk van de Samaritanen, dat door de Joden werd beschouwd als een, zeg maar, een bastaardvolk omdat hun religie bestond uit een mengsel van zuiver joodse en heidense elementen. Waar het om draait in deze gelijkenis is dat de Samaritaan te hulp komt niet op grond van religieuze theorieën, maar omdat hij “met ontferming wordt bewogen”.
xx  
5. De gelijkenis van het laatste oordeel
Deze gedachte van christelijk handelen zonder christelijk-religieuze motivatie is ook te vinden in de “gelijkenis” van het laatste oordeel (6). Hier worden de goeden van de kwaden gescheiden en zegt de Koning tegen de eersten:
xxxxxx
Jullie zijn door mijn Vader gezegend, kom en neem deel aan het koninkrijk dat al sinds de grondvesting van de wereld voor jullie bestemd is. Want ik had honger en jullie gaven mij te eten, ik had dorst en jullie gaven mij te drinken. Ik was een vreemdeling en jullie namen mij op, ik was naakt, en jullie kleedden mij. Ik was ziek en jullie bezochten mij, ik zat gevangen en en jullie kwamen naar mij toe.
xxxxxx
Hierna vragen de goeden verbaasd: “Heer, wanneer hebben wij u hongerig gezien en te eten gegeven, of dorstig en u te drinken gegeven?” [volgt dezelfde opsomming] en het antwoord luidt: wat jullie voor deze mensen hebben gedaan hebben jullie voor mij gedaan.
xxxxxx Evenals bij de gelijkenis van de barmhartige Samaritaan wordt deze gelijkenis gewoonlijk opgevat als een vertelling waarin wordt beweerd dat we barmhartig moeten zijn. Maar ook hier is dat de essentie niet. Dat we barmhartig moeten zijn weet iedereen. De essentie is dat deze mensen goed hebben gehandeld, zonder dat ze daarbij de intentie hadden God te dienen. Om dat te kunnen inzien is het noodzakelijk te weten dat Jezus hier geen nieuwe regels voor barmhartig gedrag gaf, maar gebruik maakte van een overgeleverde verzameling van vormen van barmhartigheid, misschien wel een enigszins gecanoniseerde lijst. Dat blijkt onder andere uit het apocriefe Bijbelboek Tobias van omstreeks 200 v.C., waarin alle zes werken van barmhartigheid die voorkomen in de gelijkenis worden genoemd: de hongerigen spijzigen, de dorstigen laven, de naakten kleden, de vreemdelingen herbergen, de zieken verzorgen en de gevangenen bezoeken. Daarnaast worden er ook andere genoemd, zoals het begraven van de doden. In de Middeleeuwen werd dit begraven van de doden toegevoegd aan de door Jezus genoemde zes werken van barmhartigheid en zo ontstonden de bekende “zeven werken van barmhartigheid” (7). Opgemerkt zij nog dat het feit dat Jezus hier geen nieuwe regels gaf voor barmhartigheid, maar gebruik  maakte van een soort lijst van oude algemeen bekende, verzwakt de zeggingskracht van de gelijkenis niet, maar maakt deze juist duidelijk.
xx  
Christelijk geloof zonder God?
Deze gelijkenissen slaan een brug tussen “geloof” en “ongeloof”. De eerste stap is: goed doen heeft zijn waarde, ook al doe je daarbij geen beroep op God. Dat wil God. D e volgende stap is: goed doen behoudt zijn waarde, ook al geloof je niet dat God bestaat.
xxxxxx Op deze wijze kon de in deze gelijkenissen vervatte gedachte een leiddraad en een troost worden voor een “het geloof” verliezende generatie. Maar het kon ook voor velen die zich schuldig voelden door het verlies van het geloof een soort vlucht worden, een vlucht in activisme. Deze twee zijn verschillend, ook al is de grens moeilijk vast te stellen.
xxxxxx In 2022 publiceerde een aantal auteurs het boek “De linkse kerk, Hoe calvinistisch Nederland steeds dezelfde afslag neemt”, waarin zij zich afvragen hoe het kan dat, globaal aangeduid, het gereformeerde volksdeel zo snel, tussen 1960 en 1970, veranderde van “conservatief” naar “progressief” (8). Het is een waardevol boek met een aanpak die sterk feitelijk en politiek is georiënteerd. Samenhangend daarmee wordt het in de tijd voortdurend evoluerende begrip “links” enigszins ongenuanceerd gebruikt. Wat gegeven de doelstelling van het boek minder aan bod komt is de pijnlijke geestelijke worsteling  die achter de politieke omslag van “conservatief” naar “progressief” zat, de worsteling  om geheel of gedeeltelijk behoud van het geloof,  om het zoeken naar nieuw levensperspectief en het daardoor veroorzaakte schuldgevoel.
xxxxxx Volgens mij ging de politieke omslag tussen 1950 en 1960 samen met een verandering van geestelijke oriëntatie die heel wel binnen het christendom past, namelijk de verandering van  theoretische belijdenisgeschriften naar “geloven met de handen”. Hierbij moet men bedenken dat sommige “links” lijkende idealen helemaal niet uit de moderne tijd stammen, maar veel ouder zijn en geworteld zijn in het christendom.
xxxxxx Maar de gedachtevorming van het christendom in de naoorlogse periode vond van meet af aan plaats in de schaduw van het toen allesoverheersende, agressieve marxisme. Mede hierdoor is het element van een vlucht in het activisme gaan overheersen. Hierbij werd het in de ethiek zo belangrijke zoeken naar evenwicht, het tegen elkaar afwegen van waarden, danig verstoord. Daarbij kwam een buitenproportionele nadruk te vallen op de deugd van het opnemen van de “vreemdeling”, terwijl de andere deugden weinig aandacht kregen. Deze “vreemdeling” is een typisch oudtestamentische figuur, maar hij ging ten onrechte als model dienen voor de hedendaagse vluchtelingen en immigranten (9). Het lijkt wel dat haast nergens het hedendaagse schuldgevoel zoveel consequenties heeft gehad als juist bij dit politiek zwaar beladen onderwerp.
xxxxxx
Noten
(1) Llewellyn Bogaers (2008): Aards, betrokken en zelfbewust, De verwevenheid van cultuur en religie in katholiek Utrecht, 1300-1600″.
(2) Zie G.H.E. Russelman (2018): Luther en de oorlog. Over de doorwerking van de godsdienststrijd in de protestantse belijdenisgeschriften. Een polemologische studie.
(3) W. James (1907): Pragmatism, a new name for some old ways of thinking.
Zie ook W. James (1896): De wil om te geloven.
(4) J.B. Watson (1913): Psychology as the Behaviorist views it.
(5) Lucas 10:30-35.
(6) Mattheüs 25:31-46.
(7) Zie de toelichting bij het schilderij “Laatste Oordeel en de Zeven Werken van Barmhartigheid”: https://www.parcum.be/nl/collection/laatste-oordeel-en-de-zeven-werken-van-barmhartigheid https://www.parcum.be/nl/collection/laatste-oordeel-en-de-zeven-werken-van-barmhartigheid
(8) Syp Wynia, Henk-Jan Prosman e.a. (2022): De linkse kerk, Hoe calvinistisch Nederland steeds dezelfde afslag neemt.
(9) Zie bijvoorbeeld R. de Reuver en D. Nagy, red. (2018): Van migrant tot naaste, Plaatsmaken voor jezelf.

View Page