Lucratieve mythes over trauma’s en genezing

Op 1 juli 2023 vond de herdenking plaats van de afschaffing van de slavernij 150 jaar geleden.  Hierbij hield koning Willem Alexander een toespraak waarin hij “excuses” aanbood namens de regering: “Ze worden door mij met hart en ziel intens beleefd”. Bovendien vroeg hij persoonlijk om “vergiffenis” voor de rol van het Huis van Oranje in het slavernijverleden. Ook sprak hij van “het proces van heling, verzoening en herstel”.
xxxxxx  Deze excuses zijn een vervolg op de excuses die Premier Mark Rutte in december 2023 aanbood namens Nederland. Ter gelegenheid daarvan maakte het kabinet 200 miljoen euro vrij voor “herdenking en bewustwording”. Maar hierbij rijst de vraag welke zekerheid er is dat dit bedrag gunstig zal uitwerken. Blijkbaar leeft de regering in de veronderstelling dat deze herdenking en bewustwording op de een of andere manier leiden tot herstel, tot genezing.  Dat is een populaire psychologische opvatting die tegenwoordig in de lucht hangt. Maar waar komt die vandaan? En is hij juist?
 
1. De introductie van het begrippen “onbewust trauma” en “catharsis” in de psychologie 
Wie de moeite neemt dit uit te zoeken ontdekt dat deze opvattingen hoofdzakelijk afkomstig zijn van de psychoanalyse. Deze therapeutische stroming was tijdens en na de Tweede Wereldoorlog dominant, maar verloor in de jaren 1970-90, in de tijd van het einde van de “grote verhalen”, zijn wetenschappelijke geloofwaardigheid. Grote delen ervan bleven echter, zoals dat zo vaak gaat,  in de volksmond en in de populaire psychologie voortleven.
xxxxxx Centraal in deze psychologie staat het begrip “onbewust trauma” (1). De term “trauma” is Grieks en betekent verwonding. In de medische wereld was deze term al heel lang in gebruik om lichamelijke beschadigingen aan te duiden, zoals botbreuken. Rond 1884-85 werd hij voor het eerst in overdrachtelijke zin gebruikt voor (veronderstelde) psychische beschadigingen, met name door de Franse neuroloog J-M. Carcot. Deze maakte studie van de verschijnselen die destijds “hysterie” werden genoemd en poneerde dat die werden veroorzaakt door een “psychisch trauma”.
xxxxxx Charcot was werkzaam in het beroemde Hôpital de la Salpêtrière in Parijs en was iemand met groot gezag. Vooral beroemd waren zijn dagelijkse rondes in het ziekenhuis,  waarbij hij werd gevolgd door een schare toehoorders aan wie hij zijn patiënten demonstreerde. Deze vertoonden daarbij steevast steevast de symptomen die met de theorie van Charcot overeenkwamen. Dat is niet verwonderlijk, want deze patiënten werden vooraf door assistenten gehypnotiseerd en geïnstrueerd hoe ze zich moesten gedragen.
xxxxxx Ongeveer in dezelfde tijd kreeg de Weense arts Josef Breuer een patiënte die de geschiedenis is ingegaan onder de schuilnaam Anna O. Zij vertoonde een groot aantal symptomen (verlammingen, meerdere bewustzijnstoestanden, gezichtsstoornissen) die door hem als “hysterisch” werden gediagnostiseerd. Tijdens de behandeling kwam hij tot de conclusie dat deze verschijnselen werden veroorzaakt door een “traumatische gebeurtenis” in haar verleden. Bovendien, en dat was nieuw, ontdekte hij dat hij deze verschijnselen kon laten verdwijnen door haar onder hypnose de veroorzakende gebeurtenis uitvoerig te laten vertellen en de bijbehorende emoties te laten doorleven. Anna O. bedacht zelf voor deze therapie de term “talking cure”. Breuer sprak van catharsismethode.
xxxxxx Enkele maanden na de beëindiging van deze therapie vertelde Breuer deze geschiedenis aan Sigmund Freud, die de wilde hoop koesterde dat deze het begin kon zijn van een grote wetenschappelijke doorbraak. Hij drong aan op een gezamenlijke publicatie om deze “onschatbare kennis” bekend te maken. Deze verscheen in 1895 onder de titel “Studiën über Hysterie” (2). Hierin introduceerden zij, naast het begrip “traumatische hysterie” van Charcot, ook het begrip “traumatische neurose”. Hiermee begon de lange ontwikkeling van Freuds psychoanalytische therapie.
xx
2. De lange ontwikkeling van Freuds psychotherapeutische methode en de lange reeks van decepties
Freuds therapie bezit, achteraf gezien, een trek die past in de Joodse traditie: het ritueel ligt vast , maar de inhoud daarvan kan zich in de loop van de tijd wijzigen. Het beroemde ritueel, met  de patiënt op de divan en de therapeut zittend daarachter, was in 1903 al voltooid (3). Maar wat betreft de theoretische rechtvaardiging daarvan vormde een lange reeks van decepties. De eerste tegenslag die Freud kreeg te verduren was dat de catharsistherapie niet goed bleek te werken. Daarom verving hij zijn theorie van de heilzame werking van de catharsis door de theorie van de “overdracht” tussen patiënt en psychiater.
xxxxxx Een volgende klap kwam van de ontwikkeling in de neurofysiologie. Freuds theorie van het “afreageren” was namelijk gebaseerd op de gedachte dat de zenuwactiviteit een vorm van fysische energie is die, net als de andere vormen van fysische energie, voldoet aan een behoudswet. Die energie kan niet in het niets verdwijnen, maar moet op de een of andere manier worden gebruikt voor hersen- of spierarbeid. Deze opvatting werd echter in toenemende mate ongeloofwaardig, totdat hij in 1917 definitief werd gefalsifieerd door de ontdekking dat de afzonderlijke zenuwprikkels voldoen aan “alles-of-niets wet” (4). Hiermee verviel de wetenschappelijke basis onder Freuds theorieën over de noodzaak van afreageren of afreageren op een vervangingsobject. Maar Freud redde zich hier uit door die voortaan op te vatten als een “model”. Aan het eind van zijn leven geloofde hij zelf eigenlijk niet meer dat zijn therapie psychiatrische stoornissen kon genezen. Maar hij was inmiddels wereldberoemd geworden.
xxxxxx Ook na zijn dood kwam er zwaarwegende kritiek op Freuds theorie. Zo publiceerde Albrecht Hirschmüller in 1978 zijn ontdekking van een aantal oorspronkelijke ziekteverslagen van Anna O. waaruit bleek dat zij door de behandeling van Breuer absoluut niet was genezen, maar er integendeel erger aan toe was dan ooit (5). Ook werd duidelijk dat in een therapeutische situatie valse herinneringen kunnen worden gecreëerd. Globaal genomen kan men zeggen dat aan de overheersende Freudiaanse invloed in de psychiatrie in de periode 1980-90 een einde kwam (6). Toch, dit alles gezegd zijnde, blijft het een fascinerende vraag of de psychoanalytische behandeling niet waardevol kan zijn voor in principe gezonde mensen. Als een soort correctie op wat in de opvoeding scheef kan zijn gegaan.
xxxxxx
3. Politieke exploitatie van achterhaalde psychologische theorieën
Veel mensen herinneren zich de ramp met de MH17 in 2014 en de emotionele toespraak die Frans Timmermans daarna hield voor de Veiligheidsraad. Hij wijdde uit over hoe de inzittenden zich gevoeld moeten hebben bij het neerstorten en over het leed van de nabestaanden. Hierna durfde niemand meer nuchter over deze ramp te spreken. Telkens weer werd gezegd dat de nabestaanden pas aan de “verwerking” van hun leed konden beginnen als de onderste steen was bovengekomen.
xxxxxx De huidige politieke gang van zaken rond kolonialisme en slavernijverleden vertoont daarmee grote overeenkomst. Als iemand begint over zijn leed durft niemand meer wat te zeggen.  Iedereen schijnt ervan te zijn overtuigd te zijn dat het slavernijverleden doorwerkt als een “trauma” en dat het voor de “verwerking” daarvan noodzakelijk is om het ondergane leed telkens en telkens weer met herdenkingen en feestelijke gelegenheden opnieuw te doorleven. Bovendien moeten er eerst excuses worden aangeboden, of liever nog schuldbekentenissen worden afgelegd, of eigenlijk herstelbetalingen gedaan. Pas dàn kan men beginnen met de echte “verwerking”, met het proces van “heling”, zoals dat nu wordt genoemd. Het probleem is dat men net genoeg weet van de achterliggende psychologische theorieën om ze politiek te kunnen exploiteren en te weinig om de wetenschappelijke kritiek daarop te kunnen begrijpen.
xxxxxx
Noten
(1) Zie G.H.E. Russelman (1983): Van James Watt tot Sigmund Freud, De opkomst van het stuwmodel van de zelfexpressie.
(2) Sigmund Freud / Josef Breuer (1895): Studien über Hysterie.
(3) S. Freud (1904): Die Freudsche psychoanalytische Methode.
(4) K. Lucas en E.D. Adrian (1917): The conduction of the nervous impulse.
(5) A. Hirschmüller (1978): Physiologie und Psychoanalyse in Leben und Werk Josef Breuers.
(6) E. Shorter (1997): Een geschiedenis van de psychiatrie.
xx
3 juli 2023, herzien 5 juli 2023