Religieus schuldgevoel

Het ziet er naar uit dat religieus schuldgevoel in principe een algemeen menselijk verschijnsel is, maar in hoge mate wordt “ingevuld” door de religie die men aanhangt. In Europa was dat de joods-christelijke godsdienst en deze werkt, ook tijdens de huidige secularisatie, nog steeds sterk door.
xx 
1. De nauwe koppeling tussen religie en moraal in het Oude Testament
Een belangrijke factor in de vorming van deze religie zijn de Tien Geboden. Deze werden volgens het Oude Testament op de Sinaï door Jahwe aan het volk Israël gegeven. Daardoor was de moraal van de Israëlieten, meer dan bijvoorbeeld die van de Grieken, sterk verbonden met hun godsdienst. Die verbinding werd nog versterkt doordat de toenmalige maatschappij in hoofdzaak was opgebouwd uit stadsstaten met ieder hun eigen hoofdgod. De Israëlieten, die tegenwoordig als monotheïsten worden gezien, neigden sterk naar de opvatting dat naast hun eigen god Jahweh de andere goden ook reëel bestonden. Deze werden uiteraard als afgoden beschouwd. Tot die afgoden behoorde bijvoorbeeld de Foenicische god Moloch, die kinderoffers eiste (Lev.18:21 en Lev. 20:1-15). Hierdoor werd het zich niet houden aan de Tien Geboden niet alleen gezien als moreel verwerpelijk, maar tegelijkertijd ook als afgodendienst. Deze koppeling werd nog verder versterkt doordat profeten als Jesaja en Jeremia verkondigden dat de deportaties, die hadden geleid tot de ondergang van het Israëlische rijk, de schuld waren van de Israëliërs zélf doordat zij afgoden waren gaan dienen en zich niet aan de Wet hadden gehouden.
xx
2. De zo mogelijk nog nauwere koppeling tussen religie en moraal in het Nieuwe Testament
De moraal in het Oude Testament had zowel collectieve als persoonlijke trekken, maar bij Jezus in het Nieuwe Testament werd het laatstgenoemde karakter veel sterker. Jezus verweet bijvoorbeeld de aanhangers van de partij van de Farizeeërs dat hun verering van Jahwe te veel een openbaar en uiterlijk karakter bezat en te weinig individuele, innerlijke waarde. Daarom zei hij: “Maar u, wanneer u bidt, ga in uw binnenkamer, sluit uw deur en bid tot uw Vader, Die in het verborgene ziet” (Mattheüs 6:6). In overeenstemming hier mee dacht hij bij het begrip schuld eerder in termen van individuele dan van collectieve schuld.
xx
3. De genoegdoeningstheorie van Anselmus van Canterbury
Nadat Jezus was gekruisigd vroegen zijn volgers zich af wat de reden daarvan was geweest. Hij had toch niets verkeerds gedaan? Zij zagen deze kruisiging als de vervulling van de profetie van Jesaja over de komst van de rechtvaardige heerser: “Door zijn striemen is ons genezing geworden” (Jesaja 53:6). Jesaja’s visioen bevat een geheimzinnige, bijna poëtische kerngedachte over samenhang tussen striemen en genezing. Ging het hier om analogie-magie? Om overdracht van schuld? Heel veel later, omstreeks 1080, zou de Engelse bisschop Anselmus van Canterbury deze kerngedachte rationeel en juridisch uitwerken (1). Volgens zijn zogenaamde “genoegdoeningstheorie” had de mens met zijn zonde de schepping bedorven en eiste de logica van de rechtvaardigheid dat dit werd gecompenseerd. Dit moest gebeuren met straf. Maar omdat de mens zelf niet bij machte was deze straf te dragen nam God, in zijn liefde, deze straf zelf op zich. Deze theorie van Anselmus werd de officiële leer van de kerk. Veel later werd hij door Luther verder aangescherpt: iedere handeling die een mens verricht was volgens hem een “doodzonde”, maar daar stond Gods genade tegenover en die genade kon hij verkrijgen door “het geloof”.
xxxxxxVoor de christenen, en speciaal de protestantse christenen, is “het geloof” dus gekoppeld aan voortdurend schuldbesef (2). Men kan zich afvragen in hoeverre deze visie overeenkomt met die van Jezus zelf en bijvoorbeeld die van latere apostelen als Paulus en Petrus. Maar dat vraagstuk is hier niet aan de orde.
XX
Noten
(1) Anselmus van Canterbury (ca. 1098): Waarom God mens werd.
(2) Tot welke uitwassen dit kan leiden is in de literatuur vaak beschreven, onder andere door Jan Siebelink in zijn roman “Knielen op een bed violen” (2005).
xxxxxx
(mei 2023)