Het komt vaak voor dat een beleidsmaker in een onoverzichtelijke situatie een beslissing moet nemen die later verkeerd blijkt uit te pakken en dat hij vervolgens het verwijt krijgt dat hij een verkeerde inschatting heeft gemaakt. Om na te gaan in hoeverre dit verwijt terecht is, is het nodig om na te gaan hoe groot het aandeel kans bij het maken van de inschatting en het nemen van de beslissing is geweest.
Een mooi voorbeeld hiervan geeft de beslissing van minister Hugo de Jonge (volksgezondheid) in juni 2020 om een grote bestelling te plaatsen bij het farmaceutische bedrijf AstraZeneca voor het “Oxford-vaccin” tegen de coronaziekte. De keuze van juist dit vaccin berust op het feit dat het onderzoek van dit vaccin het verst is gevorderd, zonder dat het kansrijker is dan andere vaccins die in ontwikkeling zijn.
Op dit moment lijkt deze aankoop een verstandige gok, maar we moeten nu wachten op de uitkomst. Als het vaccin zal blijken te werken zal minister de Jonge worden geprezen wegens zijn diepe inzicht en als het zal blijken niet te werken zal hem worden verweten een inschattingsfout te hebben gemaakt en met zijn rare gokwoede een groot bedrag te hebben verspild.
Hoe diep het inzicht was van minister de Jonge valt moeilijk te bepalen, maar het is wel zeker dat zijn beslissing voor een groot deel niet meer was dan een gok. Voor dat deel zal men hem echter later geen verwijten mogen maken, want de toevallige uitkomst bepaalt niet de wijsheid van de beslissing. Hier werkt het toeval net als bij dobbelstenen.
4 juli 2020